In een opvallende wending heeft de Amerikaanse Senaat een voorgesteld verbod op staatsregulering van kunstmatige intelligentie (AI) uit een omvangrijk belasting en uitgavenpakket verwijderd. Deze beslissing, die met overweldigende steun werd genomen, maakt de weg vrij voor afzonderlijke Amerikaanse staten om toch eigen wetgeving op te stellen rondom AI, ondanks eerdere federale plannen om dit te blokkeren.
De stemming vond plaats tijdens een zogeheten vote-a-rama, een marathonsessie waarin senatoren tientallen, soms honderden amendementen behandelen op omvangrijke wetgeving. In dit geval betrof het een megawet van de regering-Trump, met onder andere belastinghervormingen en technologische investeringen.
Het moratorium – dat oorspronkelijk een periode van tien jaar zou beslaan – was bedoeld om te voorkomen dat afzonderlijke staten hun eigen AI-regels zouden invoeren, uit angst dat een lappendeken van wetgeving innovatie zou belemmeren. Grote technologiebedrijven zoals Google (onderdeel van Alphabet) en OpenAI hadden zich dan ook uitgesproken vóór zo’n uniform federaal kader en tegen afzonderlijke staatsregels. Zij vrezen dat onvoorspelbare regelgeving per staat het ontwikkelen van AI-systemen zou kunnen vertragen of zelfs juridisch frustreren.
Toch stemden 99 van de 100 senatoren vóór het schrappen van het verbod, via een amendement van de Republikeinse senator Marsha Blackburn uit Tennessee. Alleen senator Thom Tillis, eveneens Republikein, stemde tegen. Daarmee kreeg Blackburns voorstel ongebruikelijk brede steun, zelfs in een politiek sterk gepolariseerde Senaat.
Later op de dag werd het volledige belastingvoorstel, waarin het aangepaste AI-gedeelte is opgenomen, aangenomen met een nipte meerderheid van 51 tegen 50. Vicepresident Harris bracht als Senaatsvoorzitter de beslissende stem uit.
Achtergrond: botsende belangen en groeiende druk
Aanvankelijk bevatte de wetgeving van president Trump alleen de bepaling dat staten die AI zouden reguleren, geen aanspraak zouden mogen maken op een speciaal fonds van 500 miljoen dollar voor AI-infrastructuur. Dat leek een slimme manier om staten indirect te ontmoedigen hun eigen wetten te maken. In latere versies werd het voorstel echter aangescherpt tot een expliciet tienjarig verbod op elke vorm van AI-regelgeving door staten – iets dat voor veel senatoren te ver ging.
De weerstand kwam niet alleen uit Democratische hoek. Een groep van 17 Republikeinse gouverneurs had het Congres al eerder opgeroepen om het federale verbod te laten vallen. Zij stelden dat staten juist een essentiële rol moeten kunnen spelen in het beschermen van burgers tegen de potentiële risico’s van AI, waaronder deepfakes, schadelijke algoritmes en online kindonveiligheid.
“Tot nu toe hebben staten vaak als eersten belangrijke consumentenwetten ingevoerd,” aldus senator Maria Cantwell, de hoogste Democraat in de Senaatscommissie voor Handel. “We kunnen niet toestaan dat goede wetten over robocalls of autonoom vervoer opzij worden geschoven door een federale ban."
Ook gouverneur Sarah Huckabee Sanders (Arkansas) prees de stemming: “We kunnen onze kinderen nu beschermen tegen de schadelijke effecten van ongecontroleerde AI-systemen.”
Een mislukte compromisformule
Opmerkelijk is dat Blackburn, die het amendement uiteindelijk indiende, nog kort daarvoor een compromis had gesloten met senator Ted Cruz, voorzitter van de Senaatscommissie voor Handel. In dat compromis zou het federale verbod worden beperkt tot vijf jaar. Ook zouden staten onder voorwaarden regels mogen stellen, zolang deze geen “buitensporige of onevenredige last” zouden vormen voor AI-ontwikkelaars.
Maar vlak voor de stemming trok Blackburn haar steun voor dat compromis in. Volgens haar was het risico te groot dat belangrijke deelwetgeving, zoals de Kids Online Safety Act of een toekomstig landelijk privacykader, niet op tijd zou worden aangenomen. “Zolang het Congres geen duidelijke wetgeving heeft die prioriteit en kaders bepaalt, kunnen we het de staten niet verbieden om zelf op te treden in bescherming van hun burgers,” zei ze.
Wat betekent dit voor de toekomst van AI in de VS?
Het schrappen van het verbod betekent niet automatisch dat er nu overal strengere AI-wetten zullen komen, maar het geeft staten wél de vrijheid om in te grijpen waar zij risico’s zien. Californië, New York en Massachusetts hebben al eerder signalen gegeven zelfstandig kaders te willen ontwikkelen voor het gebruik van AI in bijvoorbeeld gezichtsherkenning, gezondheidszorg en het onderwijs.
De stemming betekent ook een tik op de vingers voor grote techbedrijven, die juist hoopten op landelijke uniformiteit. Voor ontwikkelaars en investeerders kan het leiden tot onzekerheid, omdat de regelgeving per staat kan gaan verschillen. Tegelijkertijd betekent het ook dat staten die vooroplopen in innovatie, hun eigen ethische en maatschappelijke prioriteiten kunnen stellen, los van een centraal opgelegd beleid.
Een kantelpunt in het AI-debat
De discussie over regulering van AI blijft wereldwijd groeien. Terwijl Europa werkt aan de invoering van een strenge AI-verordening (de AI Act), worstelen de Verenigde Staten met de balans tussen innovatie en bescherming. Deze stemming in de Senaat markeert een kantelpunt: het is niet langer vanzelfsprekend dat federale belangen automatisch zwaarder wegen dan die van afzonderlijke staten – zeker niet als het gaat om technologieën met zulke verstrekkende gevolgen als kunstmatige intelligentie.
Of en wanneer het Congres alsnog met overkoepelende AI-wetgeving komt, blijft vooralsnog onduidelijk. Tot die tijd zullen de staten hun rol blijven opeisen. De stemming van deze week laat in elk geval zien dat zelfs in het tijdperk van megawetten en technologische megaspelers, de politieke stem van de staten nog altijd stevig doorklinkt in Washington.
(gebaseerd op een eerder verschenen artikel op de website van reuters.com)