Het vaststellen van ADHD is op dit moment allesbehalve eenvoudig. De huidige diagnostische methodes vereisen intensieve gesprekken, observaties en vragenlijsten, en het hele proces neemt vaak weken of zelfs maanden in beslag. Bovendien is de uitkomst niet altijd sluitend, hetgeen kan leiden tot onduidelijkheid of zelfs verkeerde diagnoses.
Maar wetenschappers in Zuid-Korea hebben nu een opvallende nieuwe aanpak onderzocht, die mogelijk een revolutie teweeg kan brengen in de manier waarop ADHD wordt vastgesteld. En dat alles op basis van... een simpele foto van het oog, gecombineerd met slimme kunstmatige intelligentie.
Een team van onderzoekers heeft namelijk kunstmatige intelligentie (AI) ingezet om subtiele kenmerken in het netvlies van het oog te herkennen die samenhangen met ADHD. Het netvlies is het binnenste laagje van het oog, waar licht wordt omgezet in signalen voor de hersenen. De onderzoekers vroegen zich af of daar wellicht aanwijzingen te vinden zijn die kunnen duiden op de aanwezigheid van ADHD – en die dus gebruikt zouden kunnen worden voor een snellere en objectievere diagnose.
Om hun theorie te testen, verzamelden ze netvliesfoto’s van 3meer dan 300 kinderen en jongeren met een officiële ADHD-diagnose. Daarnaast gebruikten ze foto’s van evenveel leeftijds- en geslachtsgenoten die géén ADHD hadden. Vervolgens werd een reeks AI-modellen getraind op deze gegevens. Het doel: ontdekken of de computer kan leren om de subtiele visuele verschillen te herkennen tussen mensen met en zonder ADHD, puur op basis van de foto’s.
De resultaten waren verrassend positief. Het best presterende AI-model slaagde erin om met een nauwkeurigheid van maar liefst 97% procent te voorspellen of iemand ADHD heeft of niet. Dat is uitzonderlijk hoog – zeker als je bedenkt dat dit werd bereikt met niets meer dan één enkele netvliesfoto. Wat het model onder andere opmerkte, was dat mensen met ADHD gemiddeld genomen een grotere dichtheid aan bloedvaten in hun oog hebben. Ook verschilden de vorm en de dikte van deze bloedvaatjes, en werd er een andere structuur gezien in de zogenoemde oogzenuwkop, het deel waar de oogzenuw het netvlies verlaat.
Dit onderzoek sluit aan bij eerdere vermoedens dat ADHD sporen achterlaat die zichtbaar zijn in de ogen. Er is al langer bekend dat de hersenverbindingen van mensen met ADHD anders zijn dan gemiddeld. Aangezien het oog in nauwe verbinding staat met de hersenen, is het logisch dat sommige neurologische afwijkingen zich ook in het oogweefsel kunnen manifesteren.
Wat deze methode bijzonder maakt, is dat ze snel, goedkoop en gemakkelijk schaalbaar is. Waar traditionele diagnostiek afhankelijk is van tijdrovende gesprekken en subjectieve interpretaties, kan deze nieuwe aanpak automatisch en objectief verlopen – en dat met een simpele foto. In tegenstelling tot andere AI-modellen die meerdere soorten data nodig hebben, zoals genetische informatie of neuropsychologische tests, is hier slechts één beeldopname nodig om tot een inschatting te komen.
Toch is enige voorzichtigheid geboden. De onderzoekers benadrukken zelf dat hun methode nog niet klaar is voor grootschalig gebruik. Een belangrijk nadeel is bijvoorbeeld dat mensen met autisme niet werden meegenomen in het oorspronkelijke onderzoek. Toen het model later werd getest op personen met autisme, bleek dat het moeite had om autisme en ADHD van elkaar te onderscheiden. Dat betekent dat er nog werk aan de winkel is om het systeem robuuster en breder toepasbaar te maken.
Daarnaast lag de gemiddelde leeftijd van de onderzochte deelnemers rond de 10 jaar. Het is dus nog onduidelijk of deze methode net zo goed werkt bij volwassenen, bij wie ADHD zich vaak op subtielere en andere manieren manifesteert. Volwassenen kunnen bijvoorbeeld meer last hebben van innerlijke onrust en concentratieproblemen, terwijl hyperactiviteit minder op de voorgrond staat dan bij kinderen.
Desondanks zijn de onderzoekers optimistisch. Wereldwijd kampt ongeveer vijf procent van de bevolking met ADHD. Als deze techniek verder wordt ontwikkeld en verfijnd, zou het kunnen uitgroeien tot een belangrijk hulpmiddel in de geestelijke gezondheidszorg. Een snelle en betrouwbare screeningsmethode zou er namelijk voor kunnen zorgen dat mensen sneller geholpen worden, wat hun functioneren op school, op het werk en in het dagelijks leven aanzienlijk kan verbeteren. “Vroege detectie en tijdige interventie kunnen het verschil maken,” aldus de onderzoekers. En dat verschil begint – wellicht – binnenkort met een foto van je oog.