Kunstmatige intelligentie (AI) wordt door velen gezien als dé revolutie van onze tijd. Voorstanders schetsen een toekomst waarin AI niet alleen het werk makkelijker maakt, maar ook ziekten helpt oplossen, kennis toegankelijker maakt en zelfs overvloed creëert. Maar met die belofte rijst een fundamentele vraag: als AI werkelijk overvloed brengt, hoe verdelen we die rijkdom eerlijk?
Vandaag lukt het ons al niet goed om welvaart evenwichtig te verdelen. Ook in Nederland leven nog altijd mensen in armoede en hebben sommigen moeite om in basisbehoeften te voorzien. De komst van AI kan die ongelijkheid verder vergroten. Terwijl miljoenen banen mogelijk verdwijnen, zal toegang tot producten en diensten meer dan ooit afhankelijk zijn van inkomen. Dat vormt een groot dilemma: AI kan de motor worden van enorme vooruitgang, maar tegelijk het bestaande economische model onder druk zetten.
De economie is traditioneel gebaseerd op schaarste: beperkte middelen tegenover oneindige wensen. Prijzen bepalen wie wat krijgt, en werk is de sleutel tot inkomen. Maar stel dat AI in staat is om overvloed te creëren, terwijl tegelijkertijd banen overbodig worden. Wat gebeurt er dan met mensen die niet langer werk en dus geen inkomen hebben?
Een belangrijke les komt uit de coronapandemie. Toen regeringen tijdelijk hogere uitkeringen en soepelere regels invoerden, daalde de armoede en voedselonzekerheid aanzienlijk, zelfs terwijl de economie deels stillag. Wereldwijd zagen we een vergelijkbare beweging: in meer dan 200 landen werd directe financiële steun verstrekt. Dat voedde opnieuw de discussie over een universeel basisinkomen, een gegarandeerd inkomen voor iedereen, voldoende om in de belangrijkste levensbehoeften te voorzien.
Voorstanders benadrukken dat de opbrengsten van technologie in feite het resultaat zijn van collectieve menselijke kennis en samenwerking. Net zoals natuurlijke hulpbronnen als olie of gas toebehoren aan de inwoners van een land, zou ook de meerwaarde die AI oplevert eerlijk verdeeld moeten worden. Een universeel basisinkomen zou daarbij een logische keuze kunnen zijn.
Toch zien anderen dit anders. Schrijver Aaron Bastani pleit voor universele basisvoorzieningen: gratis toegang tot zorg, onderwijs, openbaar vervoer, energie en andere essentiële zaken. In dat scenario gaat het minder om geld op de rekening en meer om directe toegang tot de voorzieningen die iedereen nodig heeft. Technologie, en met name AI, zou dan niet in de eerste plaats gebruikt worden om winst te maken, maar om maatschappelijke behoeften te vervullen.
Dat ideaalbeeld staat echter tegenover de realiteit. Economen zoals Peter Frase waarschuwen dat technologische vooruitgang net zo goed kan leiden tot ongelijkheid en machtsconcentratie. Grote technologiebedrijven beschikken al over enorme invloed. De angst groeit dat hun dominantie kan leiden tot een vorm van ‘technofeodalisme’, waarin een klein aantal bedrijven en miljardairs bepaalt wie toegang heeft tot AI-technologie – en tegen welke prijs.
Afwachten tot een technologisch paradijs vanzelf ontstaat, is niet realistisch. De middelen om armoede en honger te bestrijden bestaan vandaag al. Er is genoeg voedsel, kennis en technologie beschikbaar om structurele problemen aan te pakken. De echte uitdaging is niet wat AI technisch kan, maar welke keuzes wij als samenleving maken.
Wordt AI een technologie die de kloof vergroot, of benutten we haar als hulpmiddel om iedereen een eerlijk aandeel in de welvaart te geven? Het antwoord op die vraag zal bepalend zijn voor de manier waarop de samenleving van de toekomst eruitziet.
(Bron: Science Alert)
Disclaimer: Dit artikel is informatief en reflecteert een brede maatschappelijke discussie. HCC heeft geen enkel financieel belang bij AI-toepassingen of bedrijven die hierin actief zijn. De inhoud mag niet worden opgevat als beleggingsadvies of als aanbeveling tot specifieke keuzes.